Knoflook

Knoflook wordt al sinds mensenheugenis beschouwd als een voedingsmiddel met geneeskrachtige eigenschappen. Zo bestaan er  talrijke verwijzingen door Egyptenaren naar geschreven en gebeitelde bronnen die de waarde weergeven van knoflook als middel om kracht en uithoudingsvermogen te ontwikkelen. Niet alleen de werkman at graag knoflook ook de Egyptische elite liet zich de groente goed smaken. Zelfs in het graf van farao Toetanchamon vond men tussen al het goud dat er blonk teentjes knoflook. Of dit bijgedragen heeft aan de conservering van zijn stoffelijk overschot, lijkt mij onwaarschijnlijk, maar in een Egyptisch handboek voor arts en apotheker, de Codex Ebers [ ca. 1500 v.Chr.] vond men wel meer dan twintig recepten op basis van knoflook die o.a. gebruikt werden bij infecties, hoofdpijn, darmparasieten, hoge bloeddruk en kwaadaardige tumoren.
Sinds die tijd tot op de dag van vandaag wordt knoflook zowel inwendig als uitwendig gebruikt als middel tegen infectieziektes. In WO2 nog op grote schaal door de Russen toen penicilline nog slechts beperkt voorradig was. Momenteel wordt in de biologische landbouw knoflookpoeder als alternatief voor andere antibiotica gebruikt.

De chemie van knoflook is complex en veel moet er nog over ontdekt worden. De belangrijkste geneeskrachtige stoffen lijken de zwavelhoudende aminozuren te zijn. Alliine is hiervan de bekendste. Dit ondergaat na het pletten of persen een reactie met het aanwezige alliinase waarna allicine ontstaat. Deze allicine kan weer veranderen in stoffen als ajoenes, vinyldithiines, oligosulfides en polysulfides. Verschillende bereidingswijzen brengen verschillende actieve stoffen in het lichaam. Hetzelfde geldt voor de verschillende soorten supplementen. Zo bestaan er gevriesdroogde, geurarme knoflookextracten (Pure-Gar en Kwai) die met name het originele alliine bevatten en nog het meest op rauwe knoflook lijken. Andere extracten zoals maceraat en Allimax bevatten vooral allicine en de Japanse gerijpte knoflookextracten (Kyolic) bevatten de stoffen die weer uit de allicine zijn getransformeerd.

Cholesterol
Het meeste onderzoek is uitgevoerd op het gebied van hart- en vaatziektes. Lees verder “Knoflook”

Vitamine C intraveneus bij kanker

In de jaren 70 en 80 was er een felle discussie in de medische wetenschap of hoge doses vitamine C een goede therapie was bij kanker. De best uitgevoerde onderzoeken onder terminale kankerpatiënten toonden weinig of geen effect en de therapie was daarmee afgedaan. Na onlangs onderzoek in opdracht van de Amerikaanse overheid te hebben uitgevoerd naar vitamine C bekeek een team gerespecteerde wetenschappers deze kwestie opnieuw. Het was hen opgevallen dat de onderzoeken met positieve resultaten (die van Linus Pauling en Cameron) destijds zowel orale als intraveneuze toediening van vitamine C gebruikten terwijl in de onderzoeken die geen verbeteringen te zien gaven de patiënten alleen oraal (door de mond) hoge doses vitamine C gekregen hadden. De onlangs uitgevoerde experimenten toonden aan dat bij 10 gram vitamine C intraveneus het gehalte in het bloed tijdelijk meer dan 25 keer hoger is dan na orale inname van 10 gram vitamine C. Hierna voerde men laboratoriumtests uit op kankercellijnen en op gezonde cellen. Het bleek dat bij concentraties die in het lichaam alleen te bereiken zijn d.m.v. intraveneuze toediening vitamine C kankercellen doodt in vijf van de negen kankercellijnen (d.m.v. de aanmaak van waterstofperoxide) terwijl bij geen enkele concentratie gezonde cellen werden aangetast. (PNAS, 2005; Medline Plus, 2005) Dergelijk laboratoriumonderzoek wil nog lang niet zeggen dat i.v. vitamine C bij kanker helpt. Echter, verschillende artsen hebben kankerpatiënten de afgelopen 20 jaar behandeld met deze therapie. Zie o.a.http://www.doctoryourself.com/riordan1.html. Hopelijk zal de gevestigde wetenschap de geclaimde gunstige resultaten kunnen bevestigen.

Update 31-10-2008: Proeven met muizen lieten recentelijk een sterke tumorreducerend effect zien door i.v. vitamine C. In de studie, gepubliceerd in het gerenommeerde PNAS toonde men aan dat door zeer hoge concentraties vitamine C er waterstofperoxide ontstond in het extracellulaire vloeistof maar niet het bloed. Deze H2O2 (waterstofperoxide) doodt kankercellen.
Echter, een fase 1 onderzoek bij mensen met terminale kanker kwam met tegenvallende resultaten: geen genezing of gedeeltelijke remissie door i.v. vitamine C. De onderzoekers achten intraveneuze vitamine C mogelijk wel bruikbaar als onderdeel van een combinatietherapie maar niet als stand-alone therapie bij soortgelijke kankerpatiënten. De veiligheid van de therapie kon wel worden vastgesteld. (Annals of Oncology, 2008).

Update 4-1-2013: In Duitsland gaf men 53 vrouwen met borstkanker, die hiervoor kort tevoren waren geopereerd, intraveneuze vitamine C (7,5 gram per keer gedurende vier weken) om te kijken of dit de ernst van de bijwerkingen kon verminderen. Men werd namelijk ook behandeld met chemotherapie en bestralingen. Vergeleken met circa 80 vergelijkbare vrouwen die alleen de standaardbehandelingen kregen was dit het geval. De ernst van de bijwerkingen zoals misselijkheid, verlies van eetlust, vermoeidheid, depressiviteit, slaapstoornissen, duizeligheid en bloedingen was twee keer groter in de controlegroep dan in de groep die de IV vitamine C had gekregen.
In Vivo December 2011 vol. 25 no. 6 983-990

Extra antioxidanten bij chemotherapie

  Het is de vraag of extra antioxidanten  – zoals vitamines C en E – gerust in hoge doseringen genomen kunnen worden  tijdens een chemokuur. Enkele maanden geleden kwamen oncologen in het nieuws (zie Nova)* die beweerden dat dergelijke aanvullende therapieën nadelig kunnen uitpakken. In wetenschappelijke kringen is hier debat over. Antioxidanten neutraliseren de vrije radicalen die juist een onderdeel zijn van het werkzame aspect van menige chemotherapie en kunnen aldus contraproductief werken, zo luidt een opinie. De voorstanders menen juist dat de antioxidanten de nadelige toxische effecten verminderen waardoor  minder vaak de kuur onderbroken hoeft te worden of de doses medicijnen verlaagd vanwege te sterke giftigheid.  

Om te trachten wat meer helderheid in deze kwestie te krijgen zetten een groep wetenschappers 19 eerdere onderzoeken op een rijtje. In deze, vaak kleinschalige, studies werden de volgende antioxidanten getest in combinatie met cytostatica: vitamine A (2), vitamine C (1), intraveneus glutathion (7), antioxidantencomplex zoals vitamines C +E + selenium (2), melatonine (4), vitamine E (1), n-acetylcysteine (1) en ellaginezuur uit frambozen(1). Geen enkele van deze onderzoeken liet een nadelige effect zien op de effectiviteit van de cytostatica dwz op de overlevingsduur of de tumorrespons. Veel studies rapporteerden juist positieve effecten op deze twee criteria. Ook zag men in de meeste onderzoeken minder nadelige bijwerkingen bij degenen die de antioxidant hadden gekregen dan bij de degenen uit de controlegroep. Slechts in één onderzoek met 50000 ie vitamine A per dag waren de giftige bijwerkingen in de vitamine A groep groter. In dit onderzoek met leukemiepatiënten was de respons echter wel beter in de vitamine A groep, zij het niet statistisch significant. 

Positieve resultaten dus met extra antioxidanten al moet benadrukt worden dat deze 19 onderzoeken tamelijk klein van opzet waren en de problematiek complex is> meer onderzoek graag.

(http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17367938

http://www.nutraingredients-usa.com/news/ng.asp?id=76048-antioxidants-chemotherapy-interactions

Ortho, 2 2008)

*In deze aflevering van Nova komt ook de therapie van dr. Gorter en zijn Keulse kliniek ter sprake. Hier een filmpje over de ex-wielrenner Teun van Vliet en zijn recente behandeling in die kliniek. ( Evt. links onder algemeen klikken)