Visolie en de bloedvaten

Men bestudeerde het gezamelijke en afzonderlijke effect van lichaamsbeweging en visoliecapsules op het gewicht en op meetbare risicofactoren van hart- en vaatziektes van 80 proefpersonen. Deze mensen hadden last van overgewicht en van één of meer van het volgende: hoge bloeddruk, verhoogd plasma triacylglycerol en verhoogd cholesterol (>5,5). De proefpersonen werden in vier groepen verdeeld . Groep één kreeg visoliecapsules met 1900mg EPA+DHA per dag, groep twee kreeg alleen zonnebloemoliecapsules (de placebogroep), Groep drie kreeg de visolie met de opdracht 3 x per week 3 kwartier te wandelen en de laatste groep kreeg de placebo-zonnebloemoliecapsules + deze lichaamsbeweging. Bij het begin van het onderzoek en na 6 en 12 weken werden o.a. de genoemde vetzuren gemeten alsmede de bloeddruk, het vetgehalte en de werking van de bloedvaten.
Het bleek dat Lees verder “Visolie en de bloedvaten”

Omega-3 vetzuren en depressiviteit

Uit diverse studies komt naar voren dat mensen die lijden aan depressies lage gehaltes van de vetzuren uit vis (EPA en DHA) in hun bloed en celmembranen hebben. Dit bleek o.a. uit de Rotterdam Studie. Men vergeleek 264 personen van 60 jaar en ouder die leden aan depressies met 461 mensen zonder symptomen van depressiviteit.Voor mensen waarbij geen artherosclerose (aderverkalking) was vastgesteld en geen verhoogde C-reactive proteïne, gold dat depressieve personen een hoger gehalte omega-6 vetzuren (linolzuur en arachidonzuur) t.o.v. omega-3 vetzuren (EPA,DHA en alfa linoleenzuur) hadden dan niet depressieve personen en lagere gehaltes omega-3 vetzuren. Bij mensen met aderverkalking bestond dit verband niet. Ook de niet-depressieven met dichtslibbende aderen hadden relatief lage omega-3 en hoge omega-6 vetzuren. Hieruit concluderen de onderzoekers dat het verband Lees verder “Omega-3 vetzuren en depressiviteit”

Omega-3 vetzuren en Alzheimer

Diverse onderzoeken hebben duidelijke verbanden gevonden tussen een hoge visconsumptie, rijk aan de omega-3 vetzuren EPA en DHA en een kleinere kans op dementie, met name de ziekte van Alzheimer: Het Rotterdamse ERGO-onderzoek bestudeerde de lichamelijke en geestelijke gezondheid en de vet- en visinname van 7176 55-plussers in 1990 en nog eens in 1993-1994. Hieruit bleek dat een hoge consumptie van -met name verzadigd- vet leidde tot een grotere kans op dementie in het algemeen en vasculaire dementie in het bijzonder. (Dementie is hier onderverdeeld in vasculaire oftewel aderverkalking en de ziekte van Alzheimer.) Het eten van vis verlaagde, volgens de onderzoekers, de kans op dementie met 60% en op de ziekte van Alzheimer met 70%.. (Voeding, 1998) Tot soortgelijke Lees verder “Omega-3 vetzuren en Alzheimer”

Glucosamine en chondroïtine bij artrose

Het grootste onderzoek naar de effecten van glucosamine en chondroïtine bij artrose is het volgende uit 2006. In een dubbelblind onderzoek werden 1583 mensen met artrose in vijf groepen verdeeld. Groep 1 kreeg 1500 mg glucosaminehydrochloride per dag, groep 2 1200 mg chondroïtinesulfaat, groep 3 beiden, groep 4 200mg Celebrex (celexoxib, een COX-2 remmer vergelijkbaar met Vioxx) en groep 4 kreeg een placebo. De meesten, namelijk 1229 personen, hadden een lichte vorm van artrose. Na 24 weken rapporteerden 60% van de personen uit de placebogroep vermindering van pijn. Dit percentage was 63,9 in de glucosaminegroep, 65,3 in de chondroïtinegroep, 66,5% in de groep die zowel glucosamine als chondroïtine gekregen hadden en 70% in de Celebrexgroep. Mede gezien het hoge percentage personen dat de placebo [het nepmiddel] geslikt hadden en hier baat bij gevonden dachten te hebben was de respons in de andere groepen – m.u.v. de celebrexgroep – niet aanmerkelijk beter. Dit was anders als men alleen keek naar de 354 personen met matige en ernstige artrose. In de groep die zowel glucosamine als chondroïtine gekregen hadden meldden 79,2% van de patiënten verbetering t.o.v. 54,3% in de placebogroep.

Helaas werd in dit onderzoek geen onderverdeling gemaakt in de mate van pijnvermindering waardoor het gemeten placebo-effect erg groot was. 20% minder pijn telde hetzelfde als 80% minder pijn. Dit kwam de meetbaarheid van de werkzaamheid van de middelen niet ten goede. Ook jammer dat men glucosaminehydrochloride gebruikte en niet het vermoedelijk beter werkzame glucosaminesulfaat. (N Engl J Med, 2006)
( De vereniging tegen de kwakzalverij presenteert dit onderzoek als bewijs dat glucosamine en chondroïtine niet helpen bij artrose en betichten het gebruik ervan als kwakzalverij. Deze niet bepaald wetenschappelijke instelling – al pretendeert men dit wel te zijn – zou toch beter moeten weten. Niet alleen vanwege de bevinding dat de mensen met de ernstigste klachten wel duidelijk baat hadden bij de glucosamine en chondroïtine maar ook zou men moeten weten dat de veel vaker voorgeschreven middelen dan celebrex (vanwege de prijs en de veiligheid) zoals diclofenac, ibuproven, naproxen en paracetamol in studies ook enkele procenten minder dan celebrex presteren. Dat bestempelt men echter niet als kwakzalverij terwijl de nadelen van die medicaties veel groter zijn.)

Volgens dit overzichtsartikel zijn glucosamine en chondroïtine geen wondermiddelen maar

Op basis van de resultaten van gerandomiseerde onderzoeken en meta-analyses kunnen we concluderen dat glucosaminesulfaat (maar niet glucosaminehydrochloride) en chondroïtinesulfaat kleine tot middelgrote symptomatische verlichting geven bij artrose (osteoartritis), alhoewel dit nog door sommigen in twijfel getrokken wordt. Met betrekking tot de gewrichtsstructuur verbeterende effecten is er overtuigend bewijs dat glucosaminesulfaat en chondroïtinesulfaat de progressie van artrose kunnen belemmeren.

Update feb 2009: Ook een nieuw twee jaar durend onderzoek kwam tot dezelfde conclusie met betrekking tot chondroïtinesulfaat. De helft van de 622 proefpersonen met knieartrose kregen 800 mg chondroïtinesulfaat per dag. Na twee jaar was de ruimte in het kniegewricht bijna niet verder afgenomen (gemiddeld -0,07mm). In de placebogroep was dit -0,31mm.  Ook de pijn nam sneller en is sterkere mate af in de chondroïtinegroep.  Ook in de placebogroep nam overigens  in het eerste jaar de pijn af.

De zuiverheid van diverse chondroïtine en glucosaminepreparaten verschilt sterk.

Lycopeen

spagtomgezondheidseffecten van voedingsstof uit tomaten

De tot de carotenoïden behorende roodkleurige voedingsstof lycopeen is een belangrijke antioxidant. Van nature komt deze voedingsstof in menselijk weefsel in grotere hoeveelheden voor dan de andere carotenoïden zoals bèta caroteen. Dit kan wijzen op een grotere betekenis voor de gezondheid. Het komt vooral voor in tomaten. De opname, vanuit de darmen, van de carotenoïden is erg slecht bij rauwe groenten en fruit. Daarom zijn de beste bronnen van lycopeen gerechten met gebakken tomaten of tomatenpuree of oliehoudende tomatenlycopeencapsules. Lees verder “Lycopeen”

Sint-janskruid

Omschrijving: Sint-janskruid als farmaceutische specialité wordt vervaardigd uit de hele of gesneden rijpe knoppen van Hypericum perforatum, geoogst in de bloeitijd. Toepassingen van preparaten vervaardigd op basis van alcoholische aftreksels (50-60% ethanol of 80% methanol) en tincturen (49-50% ethanol)

 

Klinische studies Lees verder “Sint-janskruid”

Groene thee

Uit epidemiologisch onderzoek (vergelijkingen tussen bevolkingsgroepen) is gebleken dat bij een hoge consumptie van groene thee aanzienlijk minder hart- en vaatziektes en kanker voorkomt dan bij een bescheiden gebruik. Nu levert dit soort onderzoek niet onomstotelijk vaststaande bewijzen omdat allerlei meetfouten kunnen optreden. Lees verder “Groene thee”